Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Maar gij, mijn heer koning, [31]de ogen van het ganse Israel zijn op u, dat gij hun zoudt te kennen geven, wie op den troon van mijn heer den koning na hem zitten zal. 31. Dat is, het ganse Israel wacht en hoopt op u, dat gij voor uw dood uw navolger in het koninkrijk openlijk verklaren zult. Zie gelijke manier van spreken 2 Kron.20:12; Ps.145:15.